Visie op onderwijs

Pedagogisch

Sfeer
Ik vind het belangrijk dat er een goede sfeer is in de klas. De kinderen respecteren elkaar, respecteren de leerkracht en de leerkracht respecteert de kinderen zoals ze zijn. Elk kind mag het gevoel hebben er bij te horen en welkom te zijn zoals hij/zij is. Elk kind mag weten dat de leerkracht er echt voor hem/haar is. In mijn klas wil ik er voor zorgen dat een kind zich veilig kan voelen en om hiervoor te zorgen vind ik het goed om dingen bespreekbaar te maken. Om zo samen met de klas tot een oplossing te komen.
Ook is het belangrijk dat de kinderen en de leerkracht open en eerlijk kunnen zijn naar elkaar, het begint dan bij de leerkracht die moet laten zien dat hij open kan zijn en open wil zijn naar de kinderen. Ook in het eerlijk zijn zie ik de leerkracht als een voorbeeld. Ook is het belangrijk dat school niet saai en eentonig wordt daarom vind ik het belangrijk dat ik ruimte biedt voor spontaniteit, er moet even iets leuks tussendoor kunnen.


Basisbehoeften
Om een veilig pedagogisch klimaat te scheppen zijn de volgende drie voorwaarden voor het welbevinden en een actieve leerhouding van het kind in de klas belangrijk:

1. Relatie: een kind mag ervaren dat er mensen om hem/haar heen zijn die om hem geven. Ze weten dat ze mogen zijn zoals ze zijn in de klas.

2. Competentie: een kind mag weten dat het competent is. Het gelooft in het eigen kunnen. Een leerkracht heeft hier ook veel invloed op. Ik vind het dus ook goed om me als leerkracht te richten op wat een kind kan, het daar voor te complementeren.

3. Autonomie: een kind heeft behoefte aan zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Van hieruit gezien wil ik kinderen graag betrekken bij bijvoorbeeld regels en afspraken ook wil hen de ruimte geven om dingen zelf te doen.
(Förrer, Kenter, & Veenman, 2000)


Niets is zo ongelijk als de gelijke behandeling van ongelijken
Ik vind het belangrijk dat de leerkracht oog heeft voor elk kind. Dit betekent dat ik als leerkracht erken dat kinderen verschillend zijn: ze hebben verschillende interesses, intelligenties, (onderwijs)behoeften etc. Dit heeft didactisch gezien gevolgen, maar ook op pedagogisch gebied vind ik het belangrijk om deze verschillen te zien en om hier mee om te gaan. De titel boven dit stukje laat mijn mening eigenlijk al een beetje zien. Ik zie kinderen als ‘ongelijken’ oftewel ze zijn verschillend. Elk van deze verschillende kinderen hebben ook een andere benadering nodig, zo heeft een faalangstig kind veel meer bevestiging en complimenten nodig. Ik vind het van hieruit gezien ook goed om sommige kinderen vrij te stellen van een bepaalde regel of misschien juist ergens een extra beloning voor te geven, wat de andere kinderen niet krijgen. Wel vind ik het hierbij belangrijk om te benoemen waarom een kind een ‘speciale’ behandeling krijgt. Hierboven heb ik het over openheid, ook hierbij is openheid weer belangrijk.

Klassenmanagement

Om een goed klimaat te hebben in de klas is het belangrijk dat er bepaalde afspraken/regels zijn. Deze regels moeten consequent worden gehanteerd. Het is belangrijk dat de leerkracht, met name de eerste weken van het schooljaar, zich bewust is van die regels. De leerkracht laat juist dan namelijk zien hoe hij/zij omgaat met deze regels, de kinderen zullen daar ook op letten. (Bongaards, 2005)Het is bij deze regels belangrijk dat de kinderen leren elkaar te respecteren en elkaar te helpen. Ook vind ik het goed dat kinderen mogen meedenken over afspraken/regels, wanneer zich bijvoorbeeld een probleem voordoet in de klas. Wat daarbij naar voren komt en ook heel belangrijk is, is de waarde die er achter een regel/norm schuilt. De kinderen leren te begrijpen waarom er bepaalde regels zijn.
Daarnaast is het goed om aan kinderen aan te geven wat je van hen verwacht qua werkhouding, een manier waarop dit zou kunnen is door gebruik te maken het stoplicht.
Verder vind ik het goed om kinderen verantwoordelijkheden te geven. Zo kan er per week één kind per groepje verantwoordelijk zijn voor de materialen die zijn/haar groepje nodig heeft. Ook is het goed om per week een klassendienst aan te wijzen en samen af te spreken welke verantwoordelijkheden deze leerlingen dan een week lang hebben.
Een belangrijk onderdeel vind ik hierbij: samenwerking. Als leerkracht leer je de kinderen op een goede manier met elkaar samen te werken. We zijn een klas en de dingen die in die klas gebeuren doen we samen. We nemen samen besluiten en zorgen ook dat we goed met elkaar kunnen samenwerken. Elk kind moet daarom eigenlijk met ieder ander kind samen kunnen werken. Goed samenwerken houdt in dat we met elkaar kunnen overleggen, dat we elkaar tips kunnen geven om van elkaar te leren. Daarbij moet ook ieder kind de ruimte krijgen te zijn zoals hij/zij is.

Voorbereiding op de maatschappij
Verder ligt er voor de school een taak, de school moet de kinderen leren hoe ze goed kunnen functioneren in de maatschappij. Kinderen worden dagelijks geconfronteerd met de wereld, zoals hij is. Daarom moet de school ook aansluiten bij die wereld en de kinderen helpen zich te ontwikkelen, hun karakter te vormen. De kinderen worden eigenlijk moreel opgevoed: overbrengen van normen en waarden en aanleren van deugden. (Berding, 2006)


Welke visie?  
De kern van het OGO-concept is: OGO is het onderwijs dat kinderen helpt door interactie hun volle identiteit te ontwikkelen met inachtneming van de culturele gegevenheden. (Bakker, 2008)
Hier ben ik het mee eens. Kinderen leren het best door interactie en actief betrokken te zijn. In deze kernzin zit gelijk ook de pedagogische opdracht van de school, namelijk het ontwikkelen van de identiteit.
Hierbij wordt er gewerkt met een thema, waarbinnen de leerkracht en de leerlingen bezig gaan met vragen van de kinderen. De leerkracht verbind doelen aan het thema, vanuit de doelencirkel voor de bovenbouw en vanuit de kerndoelen. Hiernaast is de doelencirkel voor de bovenbouw afgebeeld.



Betekenisvol en uitdagend
Verder vind ik het erg belangrijk, wat ook bij het OGO-concept naar voren komt, dat hetgeen geleerd wordt betekenisvol is voor de kinderen. Het is niet iets wat geleerd wordt omdat het ‘moet van de meester/juf’. Nee, het is iets wat geleerd wordt omdat het ook iets betekent voor de kinderen. De kinderen snappen/weten dat het belang is en waarom het dan belangrijk is. . Het gaat niet alleen om het belang in algemene zin, maar ook om de betekenis voor de kinderen. Bij de start van een thema moet een duidelijke verbinding zijn met de leefwereld van de kinderen, wat vervolgens het hele thema doorloopt. Maar ook in losse vakken moet deze verbinding er zijn.
Deze betekenisvolle activiteiten kunnen goed bereikt worden door thematisch te werken of te werken met de story line approach. Andere mogelijkheden zijn het werken met (thematische) hoeken of werken vanuit de leerlijnen in plaats van vanuit de methode, de methode wordt dan meer gebruikt als bronnenboek.
Wel vind ik dat een leerkracht hierbij van groot belang is, want een kind leert niet automatisch en vanuit zichzelf. Sommige dingen moeten in mijn ogen echt voorgedaan en uitgelegd worden door de leerkracht. De leerkracht kan juist verdieping aanbrengen in een thema.
Ik zie hierbij het kind als een persoon die een waardevolle inbreng kan hebben. Ik wil hierbij als leerkracht met name aanwezig zijn als begeleider, want een kind krijgt ook de ruimte om zijn/haar inbreng te hebben. Zo vind ik het belangrijk dat een kind zo verbinding kan krijgen met het onderwerp, het kan aangeven wat het voor hem/haar betekent.
Verder vind ik het belangrijk dat kinderen niet blijven hangen op het niveau waarop ze momenteel zitten, de activiteiten moeten uitdagend blijven en dus net iets boven het niveau van de kinderen zitten, in de zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky). Het is de opdracht van de leerkracht om in interactie met elk kind te ontdekken waar die zone voor dat kind ligt, vervolgens helpt de leerkracht het kind door bezig te gaan in die zone. Daar heeft het kind eerst de leerkracht bij nodig, daarna kan het steeds meer zelfstandig.

Het jonge kind

Het bovenstaande is met name toegespitst op het oudere kind, maar ook voor het jonge kind vind ik de OGO-werkwijze een goede manier van lesgeven. Bij het jonge kind vind het ik het belangrijk om te werken met thema’s, binnen deze thema’s wordt er dan weer gewerkt met hoeken en activiteiten. Om het betekenisvol te maken vind ik het goed wanneer deze activiteiten allemaal op elkaar aansluiten en dat er weer gestart wordt vanuit de beleving van de kinderen. Zo kunnen de werkjes die gemaakt worden bijvoorbeeld weer gebruikt worden voor de thematische hoeken. Ook spel is een belangrijk onderdeel in de kleutergroepen, een leerkracht is er om hier ook diepgang in aan te brengen. Het observeert op welk spelniveau het kind zit en probeert door eigen deelname aan het spel het kind een stap verder te krijgen. De leerkracht kan hierbij eventueel gebruik maken van een spelscript.
Ook vind ik het goed om kinderen op deze leeftijd al verantwoordelijkheden en keuzes te geven. Zo kan er gewerkt worden met een planbord waarop kinderen zelf aangeven welke activiteit ze doen. Hierbij hoeft niet elk kind aan het eind van de week hetzelfde gedaan te hebben, de kinderen krijgen zo dus ruimte om te kiezen wat hun interesse heeft en om op hun eigen tempo de dingen te doen.


Verschillend
Kinderen hebben verschillende manieren van leren, het ene kind leert juist het beste op een theoretische manier vanuit een boek of wanneer de leerkracht het verteld, een ander kind leert beter door praktisch bezig te zijn. Het is goed om daarom variërende lessen/activiteiten te hebben.
Verder leren kinderen het best wanneer ze iets echt ervaren of beleven, daarom is het belangrijk om kinderen zelf dingen te laten ontdekken. Je kunt bijvoorbeeld vertellen dat een steentje zinkt wanneer je het in een bak met water gooit, maar je kunt het kinderen ook zelf laten ontdekken, ze zullen het dan veel beter onthouden!
Wat hierbij ook belangrijk is, is dat kinderen zelfstandig leren te werken en elkaar leren te respecteren en te helpen wanneer dat nodig is.
Verder is het belangrijk om rekening te houden met de verschillen tussen kinderen. Elk kind is uniek, elk kind heeft dus zijn eigen karaktereigenschappen en persoonlijkheidskenmerken. Elk kind heeft een eigen leerstijl en heeft zijn eigen onderwijsbehoeften. Het is belangrijk om te ontdekken wat een kind nodig heeft om goed te kunnen leren en hierin ook te variëren zodat elk kind optimaal kan leren. Hierbij hoort ook dat er gedifferentieerd wordt. Het ene kind ziet al snel hoe een opdracht in elkaar steekt en gaat gelijk aan de gang, een ander kind heeft een leerkracht nodig die het hem eerst nog een keer rustig uitlegt. Weer een ander kind ziet geen uitdaging in de lesstof en gaat pas echt aan het werk wanneer het meer uitdagende opdrachten krijgt. Door differentiatie op niveau kom je tegemoet aan deze verschillende behoeften.
Ook vind ik het belangrijk om af te wisselen in werkvormen om zo tegemoet te komen aan de verschillende leerstijlen. Hierbij kom ik weer terug bij bovenstaand stukje, naar mijn idee kun je kinderen door middel van thematisch werken meer ruimte geven om op hun eigen manier te leren. Binnen een thema hoeven leerlingen niet alleen maar te leren door het lezen in een boek (dit kan wel als dit voor hen werkt!), maar kunnen ze het ook leren door ervaren, door samenwerken, door visuele beelden etc. En hierin kunnen ook de leerstijlen denken, doen, beslissen en bezinnen terugkomen.